Veel gestelde vragen over nieuw alzheimermedicijn Leqembi
Datum: 13 mei 2025
De Europese Unie heeft het nieuwe alzheimermedicijn Leqembi goedgekeurd voor gebruik in Europa. Dit betekent dat het medicijn officieel erkend is als een behandelmogelijkheid voor de ziekte van Alzheimer. Hieronder een aantal veel gestelde vragen over het nieuwe medicijn.
-
Wat is Leqembi en hoe werkt het?
Leqembi is een nieuw medicijn dat is ontwikkeld om de ziekte van Alzheimer te behandelen. Het werkt door in te grijpen op het ziekteproces zelf, door het verminderen van de samenklontering van het eiwit amyloïde in de hersenen en het verwijderen ervan. Het middel vertraagde in onderzoek de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. Mensen die de behandeling kregen kwamen 4 tot 7 maanden later in een volgende ziektefase. De ziekte wordt er dus niet mee gestopt.
-
Wat kunnen patiënten verwachten van dit medicijn?
Als groep gaan patiënten die deze medicijnen gebruiken minder snel achteruit in hun denkvermogen. Mogelijk kan iemand daardoor iets langer zelfstandig de dingen blijven doen die hij of zij nu kan. Het effect verschilt per persoon en dit kunnen we nog niet goed voorspellen.
-
Is het medicijn meteen beschikbaar?
Nee, Leqembi is niet meteen beschikbaar in Nederland. Eerst volgen er nog procedures per land. Artsen moeten richtlijnen opstellen en er moeten afspraken worden gemaakt over de prijs. Dit gaat in Nederland via het Zorginstituut Nederland (ZIN), de artsen hebben alleen een adviserende rol. Het is nog niet bekend of het medicijn vergoed gaat worden. In Nederland werkt het over het algemeen zo dat een medicijn pas beschikbaar wordt als het ook vergoed wordt.
-
Is het medicijn voor iedereen geschikt?
Nee, alleen een (klein) deel van de mensen met alzheimer kan deze medicijnen krijgen. Het is vooral bedoeld voor patiënten in een vroeg stadium van de ziekte. Als het medicijn beschikbaar komt, dan stelt de arts vast of iemand in aanmerking kan komen op basis van medische omstandigheden. Daarna volgt een gesprek. Hierin geeft de arts informatie over het medicijn en vertellen de patiënt en zijn of jaar naaste(n) hoe zij aankijken tegen de voor- en nadelen, en wat zij graag willen. Daarna beslissen de arts, patiënt en naaste(n) samen om wel of niet te starten met het medicijn.
-
Hoe krijgen patiënten dit medicijn toegediend?
Patiënten krijgen Leqembi als infuus in de arm, in een dosis van 10 mg/kg lichaamsgewicht. Elke infusie duurt ongeveer 1 uur. De behandeling wordt herhaald met een interval van 2 weken. Mogelijk kan de frequentie naar beneden, naar 1 keer per maand. Ook kan het in de toekomst mogelijk thuis worden toegediend. Hier wordt nog onderzoek naar gedaan.
Tijdens en na de behandeling moet de patiënt, samen met een naaste, dus vaak naar het ziekenhuis komen, ook voor hersenscans. Deze worden gemaakt om goed in de gaten te houden of er bijwerkingen zijn.
-
Welke bijwerkingen heeft Leqembi?
Leqembi kan lichte en ernstige bijwerkingen veroorzaken. Lichte bijwerkingen zijn bijvoorbeeld koortsachtige verschijnselen en hoofdpijn. In sommige gevallen zijn er ernstige bijwerkingen, zoals hersenzwelling of een hersenbloeding, echter zijn deze in de meerderheid asymptomatisch (geen klachten ervan). Om die reden krijgen patiënten regelmatig een MRI-scan, om de bijwerkingen in de gaten te houden. Patiënten met een hoger risico op bijwerkingen kunnen de medicijnen niet krijgen. Dit kan de arts onder andere zien aan bepaalde kenmerken op een MRI-scan.
-
Hoe bereidt het Nederlandse zorgsysteem zich voor op Leqembi?
Nederland loopt internationaal voorop in hoe de diagnose alzheimer wordt gesteld. Er is een uitstekend zorgsysteem, met huisartsen, vele geheugenpoli’s en vijf academische alzheimercentra. De Nederlandse geheugenpoli’s bundelen nu hun krachten via het Nederlands Geheugenpoli Netwerk en de onderzoekscentra werken nauw samen aan de uitdagingen van de toekomst.
Door het nieuwe medicijn zijn aanpassingen nodig in de manier waarop de diagnose wordt gesteld en mensen worden gevolgd door de tijd. Ook wordt samenwerking tussen zorgverleners nóg belangrijker. De overheid heeft uitvraag gedaan bij de Gezondheidsraad, en heeft ook ZiN gevraagd om zich voor te bereiden.
-
Hoe gaat het wetenschappelijk onderzoek nu verder?
In het algemeen is het belangrijk dat we ons realiseren dat dit niet het laatste medicijn voor alzheimer zal zijn. Dit medicijn moet nog toegediend worden via een infuus, maar er komen waarschijnlijk ook medicijnen die makkelijker kunnen worden toegediend. Er is volop onderzoek gaande in binnen- en buitenland (o.a. ABOARD, TAP-dementia). Patiënten die in behandeling zijn bij Alzheimercentrum Amsterdam kunnen meedoen aan onderzoek, via het Brain Research Center.
Nu er medicijnen in zicht zijn voor de ziekte van Alzheimer, wordt het nog belangrijker een tijdige diagnose te stellen. Hier ligt een taak bij de huisartsen en geheugenpoliklinieken in Nederland.