Genetisch testen op erfelijke oorzaken van dementie: perspectieven van patiënten en families
Datum: 24 juni 2025
Wat vinden patiënten en hun familieleden van de mogelijkheid om genetisch getest te worden op een erfelijke oorzaak van dementie? Willen zij het weten, en waarom wel of juist niet? Deze vragen stonden centraal in een studie van Jetske van der Schaar van Alzheimercentrum Amsterdam. Ze publiceerde de resultaten onlangs in Alzheimer’s & Dementia.
In zeldzame gevallen ontstaat dementie door één fout in een enkel gen. Kinderen van een ouder met zo’n genetische afwijking hebben 50% kans om deze te erven. Wie drager is wordt naar alle waarschijnlijkheid op jonge leeftijd ziek. Vaak beginnen de symptomen vóór het 65e levensjaar, soms al in de vijftig, veertig of dertig. Zulke monogene oorzaken komen voor bij verschillende typen, waaronder de ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie en vasculaire dementie.

Jetske van der Schaar
In het diagnostische traject bij dementie wordt doorgaans niet getest op deze monogene oorzaken. De kans dat zo’n genetische afwijking wordt vastgesteld is klein, en de behandelmogelijkheden voor de patiënt zijn beperkt. Voor familieleden kan informatie over erfelijke aanleg echter confronterend zijn, een emotionele belasting vormen en onderlinge relaties beïnvloeden. Aan de andere kant kan deze informatie ook duidelijkheid geven en helpen bij het maken van keuzes voor de toekomst, zoals het starten van een gezin.
In gespecialiseerde geheugenpoli’s wordt genetisch testen daarom in specifieke gevallen overwogen: bij jonge patiënten, onduidelijke diagnoses of als dementie opvallend veel voorkomt in de familie. Maar wat vinden patiënten en hun naasten van deze mogelijkheid? Willen ze zich laten testen? En wat zijn hun overwegingen om het wel of juist niet te doen?
Wat hebben de onderzoekers gedaan?
In Alzheimercentrum Amsterdam hebben we een jaar lang beoordeeld of nieuwe patiënten voldeden aan criteria voor genetisch testen op monogene oorzaken van dementie. Hierbij werd onder meer gekeken naar de leeftijd waarop de klachten begonnen, de klinische diagnose, en het vóórkomen van dementie in de familie. Van de 519 patiënten, kwamen 138 in aanmerking. Zij werden hierover geïnformeerd en kregen de keuze om zich al dan niet te laten testen.
Hoe groot is de interesse?
Ruim de helft (54%) besloot om daadwerkelijk hun DNA te laten onderzoeken. Deze patiënten hadden gemiddeld een betere cognitieve functie, vaker een onduidelijke diagnose en rapporteerden een hogere kwaliteit van leven dan degenen die afzagen van de test.
Wat zijn de belangrijkste overwegingen?
Om meer zicht te krijgen op hun besluitvorming en de overwegingen die hierin een rol speelden, vulden 33 deelnemers een vragenlijst in en namen we 21 interviews af bij patiënten en familieleden.
Kennis en besluitvorming
De kennis over mogelijke gevolgen van genetisch testen bleek bij veel deelnemers beperkt. Een minderheid realiseerde zich dat bijvoorbeeld het vaststellen van een monogene oorzaak in de familie invloed kan hebben op het afsluiten van verzekeringen. Ze vonden het soms lastig om informatie over genetisch testen tot zich te nemen in de overweldigende periode waarin de diagnose dementie op jonge leeftijd werd gesteld. Tegelijkertijd waren ze zich bewust van tijdsdruk, omdat het voor de patiënt steeds lastiger werd om bij de keuze betrokken te zijn.
Relevantie voor (klein)kinderen
Tegelijkertijd vonden deelnemers het ook niet nodig om alles volledig te kunnen overzien. De beslissing om wel of niet tot genetisch testen over te gaan werd doorgaans niet genomen door uitvoerig alle voor- en nadelen tegen elkaar af te zetten. In plaats daarvan kozen ze vaak snel en intuïtief, op basis van persoonlijke waarden en overwegingen. Daarin speelde hun familie een centrale rol. Veel deelnemers vonden het genetisch testen niet zozeer belangrijk voor henzelf, maar juist voor hun kinderen of kleinkinderen. Ze wilden hen informatie geven over een eventuele genetische aanleg, zodat ze weloverwogen keuzes konden maken, bijvoorbeeld als er sprake was van een kinderwens, of om zelf te laten testen of ze de monogene oorzaak hadden geërfd. Ook vonden deelnemers het belangrijk om bij te dragen aan wetenschappelijk onderzoek, zodat er voor toekomstige generaties misschien een preventieve behandeling zal zijn.
Onzekerheid
Een andere belangrijke motivatie was de wens om duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van de ziekte. Sommige deelnemers vroegen zich af waardoor de dementie op jonge leeftijd was ontstaan. Wie het risico op een monogene oorzaak laag inschatte, wilde vooral uitsluiten dat de ziekte erfelijk was, en dat hun kinderen niet genetisch waren belast. Anderen, die de kans juist hoger achtten, wilden vooral af van de voortdurende onzekerheid en wilden liever weten waar ze aan toe waren.
Zorgen over de gevolgen
Degenen die afzagen van genetisch testen, maakten zich vooral zorgen over de emotionele impact op henzelf en hun naasten. Ze zouden het moeilijk vinden om te weten dat hun (klein)kinderen een hoog risico hadden om dementie op jonge leeftijd te ontwikkelen. Ook waren ze bang dat dit de relaties in de familie zou verslechteren. Sommigen vonden het geen goed moment om zich te laten testen, vanwege de impact van hun recent gestelde diagnose of de belasting van het traject.
Waarom is dit belangrijk?
Inmiddels zijn er ruim 50 genen bekend die een monogene vorm van dementie kunnen veroorzaken. Nu de eerste behandeling voor alzheimer beschikbaar komt en deelname aan preventieve trials steeds vaker mogelijk wordt, is het des te belangrijker om genetisch testen op een verantwoorde manier te implementeren op de geheugenpoli. Daarbij is het essentieel om de perspectieven van patiënten en hun families mee te nemen in de ontwikkeling van gepersonaliseerde zorg voor degenen die te maken hebben met (vermoedelijk) erfelijke dementie.
Onderzoek naar de impact
Naast de perspectieven van mensen met dementie en hun naasten op genetisch testen onderzocht Jetske van der Schaar ook de impact hiervan. De resultaten van dit artikel volgen binnenkort.
ABOARD
Deze studie is onderdeel van ABOARD. Dit is een landelijke samenwerking van meer dan 30 partners, met als doel om alzheimer te stoppen voordat de ziekte start. Speerpunten zijn verbetering van diagnose, voorspelling en preventie, zowel door leefstijl als medicatie. Niet met een one-size-fits-all aanpak, maar een persoonlijke benadering, afgestemd op biologische eigenschappen en persoonlijke wensen van een individu.
ABOARD ontvangt financiering van ZonMw Nationaal Dementieprogramma en Health~Holland, Topsector Life Sciences & Health.
Ook is de studie onderdeel van YOD-MOLECULAR, gefinancierd door NWO. Zie YOD-MOLECULAR – Alzheimercentrum Amsterdam
Auteurs
Jetske van der Schaar, Sven van der Lee, Eva Asscher, Yolande Pijnenburg, Christa de Geus, Annelien Bredenoord, Wiesje van der Flier, Mariette van den Hoven, Ellen Smets en Leonie Visser
Steun ons onderzoek
Kijk hier voor meer informatie.